Het verzamelaarsportret toont in haar afbeelding de persoon van de verzamelaar in relatie tot de door hem verzamelde voorwerpen waarmee hij zijn interesse, zijn welstand en status tot uitdrukking wil brengen. Dit gebeurd aan de hand van iconografische kenmerken die te verdelen zijn in zes categorieën, te weten mode, interieur, lichaamshouding, boeken, antiquiteiten en conserveren.
Mode
Het kostuum vormt een essentieel element van de geportretteerde, toch is er weinig bekend over het keuzeproces. Wie bepaalde wat voor kostuum het werd en met welke motivatie? Is de geportretteerde kleding een directe weergave van de werkelijkheid of een voortbrengsel van de kunstenaar? Hiervoor zou men idealiter de geportretteerde kleding willen vergelijken met nog bestaande kledingstukken. Hiervan is helaas maar weinig bewaard gebleven, maar boedelinventarissen bieden uitkomst. Omdat hierin vaak het kledingbezit tot in de detail beschreven wordt, soms zelfs de kleding die gedragen wordt op een portret. De kleur zwart speelde een belangrijke rol in de mode, verschillende verzamelaars, zoals Jan Govertsz van der Aer, Lucas van Uffelen en Jeronimus Tonneman. In kleding was de kleur zwart duur, niet alleen vanwege het gecompliceerde kleuringsproces maar ook omdat enkele ruwe materialen, zoals indigo en sumak, geïmporteerd moesten worden. Het is dan ook goed mogelijk dat de hogere standen van de samenleving, waartoe de verzamelaars behoorden, er bewust voor kozen om veel zwart te dragen. Juist omdat het duur was en men hiermee zijn status kon tonen. In de achttiende eeuw was men van mening dat de mode in grote mate bepaald werd door de Franse modetrends. De Franse mode bepaalde wat elegant gevonden werd en wat niet. Voor de heren was voornamelijk het habit à la française, ook wel ‘Europees kostuum’ genoemd, populair. Dit kostuum bestond uit drie onderdelen, namelijk een jas, vest en kuitbroek. De bovenlaag van de bevolking nam niet alleen de invloeden van de Franse mode over, maar er vond een gehele verfransing van hun levensstijl plaats. Zo nam men de goede smaak en manieren over en de kennis van de Franse taal was essentieel. Dit ‘Europese kostuum’ is op verschillende verzamelaarsportretten uit de achttiende eeuw terug te zien, zoals die van Jeronimus Tonneman en Floris Drabbe.
Op verschillende verzamelaarsportretten is de verzamelaar afgebeeld in een mantel, zoals Abraham van Lennep. Deze mantel wordt een tabbaard genoemd, was van origine een vijftiende-eeuws kledingstuk, en werd gedragen door mannen. Dit was een soort toga tot op de enkels met een sjaalkraag. De mouwen vielen wijd, met een split vanaf de elleboog naar beneden toe. Vanaf de eerste helft van de zeventiende eeuw werd de tabbaard een motief in de portretschilderkunst. Het werd geassocieerd met studie, traditie, waardigheid en zelfs met de antieken. De tabbaard werd in de loop van de zeventiende eeuw een meer informeel kledingstuk, dat in huis gedragen werd voor warmte en comfort. Dit hield echter niet in dat men de tabbaard niet representatief vond, want men ontving hier gasten in en liet zich ermee afbeelden op een portret. Vanaf het midden van de zeventiende eeuw werd de tabbaard vervangen door een ander huis-kledingstuk namelijk de Japanse Rock. Deze was geïnspireerd op de Japanse kimono en gemaakt van fel gekleurde zijde of katoen. Dit kledingstuk leende zich nog meer dan de tabbaard voor een los gedrapeerd effect en werd hierdoor het gewaad waarmee men zich geportretteerd wilde zien, voornamelijk vanwege het tijdloze effect.
Gezien de iconografische duiding van de tabbaard, voornamelijk de associatie met studie en waardigheid, is het voor een verzamelaar een logische keuze zich hierin te laten portretteren.
Gezien de iconografische duiding van de tabbaard, voornamelijk de associatie met studie en waardigheid, is het voor een verzamelaar een logische keuze zich hierin te laten portretteren. Toch zijn er maar enkele portretten waarin men de verzamelaar de tabbaard ziet dragen. Meestal wanneer hij in zijn studiekamer onderzoek doet naar zijn collectie. De verzamelaar is dan alleen afgebeeld op zijn portret en de enige ‘bezoeker’ is de beschouwer van het portret, zoals Abraham van Lennep. Hetzelfde is te zien op het portret van Albertus Seba uit 1731, waarbij deze is afgebeeld in Japanse Rock, de laat zeventiende-eeuwse opvolger van de tabbaard. Seba laat hiermee zien dat de bestudering van zijn collectie een serieuze aangelegenheid is, mede ook doordat hij op de tafel voor hem een grote hoeveelheid objecten en studiemateriaal heeft uitgestald. Ook op de achtergrond zien we een groot kabinet gevuld met objecten uit zijn collectie. Seba wil met de kleding in zijn portret de boodschap uitdragen dat hij een geleerd persoon van welstand is.
Op de meeste verzamelaarsportretten zijn de verzamelaars afgebeeld in de, voor hun tijd, laatste mode. Zoals een combinatie van een kniebroek, ook wel rhingrave genoemd, en een wambuis of een langere jas. De kniebroek komt uit Parijs, maar wanneer deze precies in de mode kwam is onduidelijk. De rhingrave werd al snel populair in de Republiek en in eerste instantie gedragen met een wambuis ook wel de innocent genoemd. Vanaf ca. 1650 wordt de korte innocent vervangen door de langere rokjas, ook wel de justaucorps genoemd. De variatie van de rhingrave samen met de korte innocent is onder andere terug te zien in het portret van Jan Six uit 1647.
Binnen de mode zijn er twee iconografische duidingen te geven. Enerzijds laten verzamelaars zich afbeelden in eigentijdse mode waarmee ze kunnen laten zien dat ze zij zich dit kunnen veroorloven en actueel zijn. Daarnaast zijn kledingstukken als de tabbaard en de Japanse Rock aanduidingen van geleerdheid.